Nicole Maarsen: ‘Soms ben je succesvoller als je minder snel wilt’

Ebbinge stelt leiders van vandaag en morgen de vragen die er echt toe doen. Deze keer Nicole Maarsen, Commissaris en zelfstandig adviseur onder meer op het gebied van vastgoed en stedelijke ontwikkeling.

echte-vragen

Hoe leg je aan een kind uit wat je doet?
Wat mijn vastgoedwerk betreft, kan ik het mijn eigen kinderen laten zien. Als we door de stad lopen, laat ik ze bijvoorbeeld raden welke huizen sociale huurwoningen zijn, en welke koopwoningen. Ze zien het inmiddels vaak meteen: meerdere eenvormige bouwblokken zijn vaak sociale woonwijken. Het is lastiger om dan uit te leggen wat precies mijn rol is, want ik ben geen architect en ook geen aannemer. Ik ben ontwikkelaar, maar dat vinden kinderen vaak een moeilijk woord. Kort gezegd help ik mee met het maken van gezonde en duurzame steden. Ik word vaak gevraagd mee te denken over de sociale kant van vastgoed. Ontwikkelen vanuit duurzaamheid, of vanuit het tegengaan van eenzaamheid. Zijn mensen met een beperkt budget niet beter geholpen met gedeelde voorzieningen dan met ieder een eigen wasmachine of auto? Of neem een galerijflat. Eigenlijk zijn die vanuit het perspectief van ontmoeting heel nuttig, want zo loop je langs andermans voordeur. Dat soort oplossingen…. Als je ze eenmaal ziet, kun je ze nooit meer niet zien.

Wat is voor jou niet onderhandelbaar?
Compromissen sluiten ten koste van kwetsbare groepen. Vaak is het in de politiek financieel lastig keuzes maken: het sociaal domein vraagt veel geld, maar de woningmarkt ook. Je kunt op dit soort cruciale thema’s niet besparen als de basis nog niet goed geregeld is. Op dat gebied compromissen sluiten, dat kan eigenlijk niet.

‘Ik heb ruim negen jaar de Maarsen Groep gerund met mijn zus. Het was midden in de financiële crisis, en wij konden voorlopig geen kantoren meer ontwikkelen’

Wat was de moeilijkste beslissing die je ooit hebt moeten nemen?
Het verlaten van het familiebedrijf. Ik heb ruim negen jaar de Maarsen Groep gerund met mijn zus. Het was midden in de financiële crisis, en wij konden voorlopig geen kantoren meer ontwikkelen. Ik zat in het bestuur van de Neprom, de branchevereniging voor projectontwikkelaars, en daar was het mijn verantwoordelijkheid met de sector tot afspraken te komen dat we minder moesten bouwen. Als directeur Ontwikkeling moet je daar dan ook naar handelen. Als ik zou blijven zitten, was dat alleen maar om te blijven zitten. Ik heb mijn zus in dit beslissingsproces meegenomen, maar het was niet uit luxe. Toen ik stopte, kwam ik in een lastige positie terecht. Executivesearchbureaus zeiden tegen me: je bent toch helemaal niet meer employable, je hebt bijna tien jaar voor jezelf gewerkt.

Hoe was het om dat te horen?
Ik had dat niet zien aankomen. Ik ga me op zo’n moment niet verdedigen, maar volgens mij kan je met mijn ervaring twee kanten op: als je niet meer kunt luisteren naar anderen ben je misschien niet employable, maar je kunt voor een bedrijf juist ook enorme toegevoegde waarde hebben. Toen ik gebeld werd om te solliciteren bij Achmea, kreeg ik de kans te laten zien dat ik wel degelijk employable was. Ik werd directielid bij hun vermogensbeheerbedrijf. Heel erg leuk vond ik het, al had ik wel een jaar nodig om precies te weten wat er van me gevraagd werd. Na een tijdje werd het mij helder: we moeten reorganiseren, de mensen weer trots maken, we maken onvoldoende rendement, de klanten zijn niet blij. Dat zag ik niet allemaal in één keer, maar dat moest wel allemaal gebeuren.

‘Toen ik twee maanden bij Achmea werkte, kreeg ik een anonieme klachtenbrief’

In welke situatie heb je echt lef getoond?
Toen ik twee maanden bij Achmea werkte, kreeg ik een anonieme klachtenbrief. Ik mocht hem zelf niet lezen, de inhoud is op hoofdlijnen met me gedeeld. Ik zou alleen maar vrienden aannemen, bijvoorbeeld. Aantoonbaar onjuist, want ik hád nog niemand aangenomen, maar het was wel een teken dat mensen me liever zagen gaan dan komen. Toen kwam de vraag: wat wil je dat we hiermee doen, wil je er iets over zeggen of wil je een cultuuronderzoek? Ik was voorzitter van de beleggingscommissie, zo’n 25 mensen, en verwachtte dat daar mensen met weerstand zouden zitten. Ik heb het in die vergadering meteen benoemd; het doet wat met me, en ik zou graag willen dat jullie het me bespreken als je dit zo voelt. Want we moeten toch samen vooruit.

Dat deed je twee uur nadat je de brief had ontvangen?
Ja. Ik loop daar niet voor weg. Ik wist dat het niet waar was, en dan kan ik het alleen maar aangaan. De brief zei denk ik meer over de situatie op dat moment dan over mij als persoon. Na afloop van de vergadering kwamen veel mensen mijn kamer binnen of mailden me om te zeggen dat ze achter me stonden, dat ik dingen aanpakte die nu eenmaal moeilijk lagen. Achteraf denk ik dat dit proces heeft geholpen om succesvol te zijn.

Waar lig je van wakker?
Van mensen die niet echt willen. Daar heb ik moeite mee. Als je iets niet wilt, ergens niet achter staat of geen tijd hebt – zeg dat dan gewoon, dan kunnen we tenminste door.

Hoe haal je het beste in anderen naar boven?
Leading by example. Als mensen vastlopen in hun werk, zeg ik: kom, zal ik je even helpen. Je kunt in je ivoren toren blijven zitten en aanwijzingen geven, of het gewoon voordoen. Dat is bij jonge medewerkers vaak heel behulpzaam.

Van welke eigenschap van jezelf zou je graag afscheid nemen?
Van mijn eeuwige haast. Ik denk altijd: het kan nu, waarom moeten we nog een maand wachten? Daardoor sta je soms alleen. Bij Achmea keek mijn kamer uit op de snelweg. Ik had dat altijd in mijn hoofd: Nicole, zorg nou dat je niet in je eentje aan de andere kant van de snelweg staat. Ik ben snel, ik wil het morgen. Dat is voor anderen soms vervelend, daar heb ik ermee leren omgaan. Soms ben je succesvoller als je minder snel wilt.

‘Ik ben snel, ik wil het morgen. Dat is voor anderen soms vervelend, daar heb ik ermee leren omgaan. Soms ben je succesvoller als je minder snel wilt’

Vinden mensen jou weleens een rebel of een onruststoker?
Zeker. Dat heeft ook te maken met mijn gevoel van haast. Soms is dat juist goed. Ik heb het gevoel dat ik voor bepaalde kwesties juist word gevraagd omdat er een beetje rebellie nodig is. Ik werk voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, en breng daar marktkennis en onderhandelingsvaardigheden mee. Ik ben geen onderhandelaar die zegt: jij roept één, ik roep tien en dan komen we op vijf uit. In het midden uitkomen zonder argumenten, dat is niet hoe het moet. Ik ga dan toch een beetje jagen op resultaat. Dat breng ik mee, processen hebben dat soms nodig. Maar dat zorgt weleens voor ongemak.

‘Met Jeugdliefde wil ik kinderen zelfredzamer maken. Dat ze bij problemen met autisme, met eetstoornissen, als ze niet lekker in hun vel zitten, contact kunnen zoeken met kinderen die met dezelfde dingen worstelen’

Wat is je grote droom?
Ik hoop dat Jeugdliefde, een publiek-private sociale onderneming, van de grond komt. Met Jeugdliefde wil ik kinderen zelfredzamer maken. Dat ze bij problemen met autisme, met eetstoornissen, als ze niet lekker in hun vel zitten, contact kunnen zoeken met kinderen die met dezelfde dingen worstelen. Als ze aan elkaar kunnen vragen: snap jij waarom ik me zo rot voel, dan hoeven ze vaak niet eens naar de huisarts en belanden ze niet in het zorgsysteem dat aan elkaar hangt van wachtlijsten.

Hoever ben je daar nu mee?
Er zijn al veel goede initiatieven bezig met preventie en mentale gezondheid van jongeren. Ik heb nu contact met diverse steden en initiatieven, en hoop dat het mij lukt deze partijen bij elkaar te brengen en samen als coalition of the willing verder te gaan met de opbouw van een landelijk platform. Daarbij is mijn publiek-private ervaring hopelijk van waarde om die werelden te verbinden. Juist de zakelijke kant ontbreekt vaak in dit veld.

Interview: Vera Spaans | Fotografie: Pieter Bas Bouwman