Eva de Mol: ‘De realiteit is dat het vaak niet lukt. Dat hoort bij ondernemen’

Ebbinge stelt leiders van vandaag en morgen de vragen die er echt toe doen. Deze keer: Eva de Mol, medeoprichter van het investeringsfonds CapitalT.

echte-vragen

Hoe leg je aan een kind uit wat je doet?
Ik vind het belangrijk dat bedrijven producten en diensten ontwikkelen die van waarde zijn voor onze toekomst. Daarvoor hebben ze geld nodig om technologie te ontwikkelen en mensen aan te nemen. Ik zorg voor dat geld – maar ik ben ook geen pinautomaat. Als investeerder wil je ook waarde toevoegen, dus probeer je er ook voor de bedrijven te zijn als het minder gaat. Dus soms zeg ik tegen mijn kinderen dat het weleens voelt alsof ik nóg een kind heb. Ik wil graag een investeerder zijn die je ook belt als zaken niet goed gaan.

Wij hebben nu in 23 bedrijven geïnvesteerd, en daarvan gaan er waarschijnlijk maar twee of drie het goed doen. Daar moet je tegen kunnen.

Wanneer heb je voor het laatst zo’n telefoontje gehad?
Afgelopen zaterdagavond nog. Dat was een pittig gesprek. Ik heb vooral geluisterd en geprobeerd pragmatisch te blijven denken. Kijk, mensen bellen je alleen op zaterdagavond omdat ze in de stress zitten. Dus ik zeg ook vooral: laat het nu rusten, we hebben het er maandag verder over. Ik heb het geluk dat ik goed met stress kan omgaan en met dingen die tegenzitten. Wij hebben nu in 23 bedrijven geïnvesteerd, en daarvan gaan er waarschijnlijk maar twee of drie het goed doen. Daar moet je tegen kunnen. Ik probeer er altijd zo lang mogelijk het beste van te maken. Mee te denken over nieuwe introducties, over het leiderschap. Maar de realiteit is gewoon dat het vaak niet lukt. Succes is niet gegarandeerd. Dat hoort bij ondernemen.

Wat is de rode draad in hoe anderen jou omschrijven?
Positief, enthousiast, daadkrachtig en een doorzetter. Hoe lang mag deze lijst zijn? Gepassioneerd! Ik focus op wat voor mijn bedrijf belangrijk is, en daar ga ik helemaal voor. Dat betekent ook dat ik me moeilijk kan inzetten voor dingen die ik maar mwah vind. Als je investeerder bent, willen mensen graag koffie met je drinken of over hun plannen praten. Het is best verleidelijk om daar ja op te zeggen, want je wilt toch aardig worden gevonden. Maar aan het begin van mijn carrière keek ik weleens terug op een week en dacht ik: ik heb alleen maar dingen gedaan die voor anderen iets opleveren. En voor mijn eigen werk: it doesn’t move the needle. Nu durf ik nee te zeggen. Ook tegen een kop koffie, ja. Omdat ik me moet focussen op onze business en onze eigen portfolio.

Hoe ben je veranderd in de afgelopen tien jaar?
Ik voel me niet meer schuldig dat ik niet alles kan. Als je een eigen bedrijf hebt, en drie kinderen, en familie, dan kun je niet ook nog taartjes staan bakken en een babyshower organiseren. Gelukkig heb ik een paar goede vriendinnen die accepteren dat sociale afspraken vaak sneuvelen. En inmiddels berust ik erin dat niet altijd alles top kan zijn. Als iets tegenzit, kan ik denken: die struggle, dat ís het leven. Dat is uiteindelijk waar je verhaal zit.

De vraag is: wil ik voor een dubbeltje op de eerste rij zitten? Als hij of zij straks failliet gaat en ik ben de bad guy geweest door mijn geld terug te halen, wil ik iemand nog wel recht in de ogen kunnen kijken.

Wat is voor jou absoluut niet onderhandelbaar?
Menselijkheid. Als je als investeerder altijd het onderste uit de kan wilt halen, verlies je het langetermijnbelang uit het oog. Soms staat een ondernemer met de rug tegen de muur. Dan is het wel heel makkelijk om te weinig te betalen voor zijn bedrijf. De vraag is: wil ik voor een dubbeltje op de eerste rij zitten? Als hij of zij straks failliet gaat en ik ben de bad guy geweest door mijn geld terug te halen, wil ik iemand nog wel recht in de ogen kunnen kijken. Mijn leidraad is altijd: wat zou ik ervan vinden als in de krant zou staan wat ik gedaan heb? Als ik me ervoor zou schamen, ben ik te ver gegaan.

Wat is je grote droom?
Ik hoop dat we er met CapitalT voor kunnen zorgen dat de planeet er over tien, twintig jaar een stukje beter bij ligt. Dat we hebben kunnen investeren in technologie en innovatie, in bedrijven die de problemen oplossen die we opgelost willen zien. Maar ik wil ook ondernemerschap en durfkapitaal toegankelijker maken voor een groot publiek. CapitalT moet een international love brand worden voor, zo noemen wij dat dan, de founders of the next decade. Dat is een grote droom, ik weet het, maar zo’n Walt Disneydroom heb je ook nodig.

Van welke misstap of teleurstelling heb je het meest geleerd?
Het duurde meer dan twee jaar voor we genoeg geld hadden opgehaald om CapitalT te kunnen starten. We hebben echt zó veel keer nee te horen gekregen. Achteraf denk ik dat we ons in het begin te veel hebben laten leiden door de feedback van anderen. Mijn medeoprichter Janneke en ik hadden bijvoorbeeld in de presentatie van onze pitch het silhouet van een man staan. Gewoon omdat mensen hadden gezegd: waarom zit er geen man in je team, dat is beter voor je verhaal. Dus dachten wij: prima, voegen we toch het silhouet van een man toe. Daarmee was dat afgekaart. Maar na een half jaar dachten we: doe normaal. Die man halen we eraf. En uiteindelijk zijn we gegroeid in ons verhaal en hebben we mensen aan onze kant gekregen. Want die investeren in jou en in jouw verhaal, en niet in al die feedback die je van iedereen krijgt.

In welke situatie heb je echt lef getoond?
Een tijdje geleden was ik gevraagd voor een pitchcompetitie op televisie. De dag voor de opnames zag ik voor het eerst welke start-ups meededen. Dat waren acht teams, met alleen maar witte mannen! Jongens, zei ik, dit ga ik niet doen, dit vind ik niet oké, en ik denk ook niet dat jullie dit zelf moeten willen. Het productieteam was heel verbaasd. Dit waren toch echt de beste kandidaten, zeiden ze. Dan kijk je niet goed, denk ik, en is er dus iets mis met je longlist.

Tja, hiervoor heb ik een te sterk rechtvaardigheidsgevoel.

Hoe is dat afgelopen?
Het werd een hoop gedoe. Ik was de hele dag kwijt met bellen over iets waar ik niet aan mee ging doen, en ik had toch een beetje het feestje verpest. Mijn medejuryleden waren het met me eens, maar uiteindelijk zijn er gewoon nieuwe mensen gevraagd die het wel wilden doen met deze start-ups. Tja, hiervoor heb ik een te sterk rechtvaardigheidsgevoel.

Vinden mensen jou weleens een rebel of een onruststoker?
Een onruststoker hoop ik niet. Maar als je oude systemen wilt veranderen, heb je rebellen nodig. Laatst schreef ik een opiniestuk dat van het FD de titel had gekregen: Plaatsvervangende schaamte over praatjes in private equity. Toen waren er wel mensen die mij irritant vonden. De kritiek die mensen krijgen die zich uitspreken, is vaak niet voor de poes. Dan probeer ik het grotere plaatje te blijven zien. Wat zou ik ervan vinden als iemand anders dit zou schrijven? Als ik dan denk: nee, dat moet ik zijn, dan moet ik het gewoon doen en het daarna loslaten.

Hoe haal je het beste in anderen naar boven?
Door mensen een gevoel te geven van ownership, ze de verantwoordelijkheid en de ruimte te geven. Tegelijk denk ik vaak dat iedereen hetzelfde in elkaar steekt als ik, en dat is natuurlijk niet zo. Je kunt mensen van 24, 26 jaar niet helemaal loslaten, dus hoe zorg je er dan voor dat zij op hun gebied echt kunnen shinen? Vaak vraag ik ze voor een call zelf een aantal vragen voor te bereiden. Dan weten ze dat ze echt iets kunnen bijdragen en er niet alleen bij zitten als stenograaf. En je moet ze meenemen in je beslissingen. Het beoordelen van bedrijven, mensen en businessplannen is een spier die je moet trainen. Dat kun je niet meteen als je 24 bent, dus dat moet ik toelichten in een nabespreking. Lastig, want ik hol het liefste meteen weer door. Maar ik probeer het nu als een kans te zien, want ik leer daar zelf ook weer van.

Interview: Vera Spaans | Fotografie: Pieter Bas Bouwman