Mirwais Momand: ‘Als het geld stopt, keert de honger terug’

Ebbinge stelt leiders van vandaag en morgen de vragen die er echt toe doen. Deze keer Mirwais Momand, CEO van zuivelbedrijf Mido Dairy in Afghanistan.

echte-vragen

Wat was je eerste baantje?
Niet lang nadat ik uit Afghanistan naar Nederland was gekomen, vanaf mijn dertiende, had ik drie bijbanen om ons gezin te ondersteunen. In de weekenden werkte ik bij de Efteling. Ik had een krantenwijk, met de langste route die dus ook het beste betaalde. Daarnaast ging ik langs de deuren met een Tell-Sell-achtige catalogus met producten die niemand echt nodig heeft.

Hoe leg je aan een kind uit wat je doet?
Yoghurt maken voor de inwoners van Afghanistan. Dat klinkt simpel maar het is complex. Alleen al vanwege de hoge hygiëne-eisen, de infrastructuur en de koelketen die je nodig hebt. Mido Dairy heeft een eigen zuivelfabriek in een land waar verder geen goed georganiseerde zuivelindustrie bestaat. Veelzeggend was hoe een lokale man reageerde op het zien van het gebouw, de opslag en de koelinstallaties: ‘Heb je dit allemaal gedaan om yoghurt te maken? Wij maken thuis ook yoghurt!’ riep hij uit.

Waarom juist zuivel?
Als student bezocht ik Afghanistan als vrijwilliger, om te helpen bij het opzetten van een school voor wezen en straatkinderen. In een lokale winkel schrok ik van een kaasje van La vache qui rit dat drie jaar over datum was. Het bleek dat zuivel massaal geïmporteerd werd. In Nederlandse winkels was een liter melk goedkoper! Ik ontdekte dat een goed opgezette zuivelketen een hele hoop mensen helpt, van boer tot consument.

‘Een Nederlands zuivelbedrijf verklaarde me voor gek. Tot diep in de nacht lag ik wakker’

Het liet je niet meer los.
Ik ben een businessplan gaan maken, eerst in de hoop dat iemand anders het ging doen. Een Nederlands zuivelbedrijf verklaarde me voor gek. Tot diep in de nacht lag ik wakker. Neem ik het management traineeship bij een bank aan dat me was aangeboden? Of ga ik mijn plan voor een zuivelbedrijf in Afghanistan uitvoeren? Het werd het laatste. Ik zag dat het kon, in mijn hoofd had ik de puntjes al verbonden. Op een gegeven moment word je zo cruciaal in zo’n bedrijf dat je niet meer terug kan. De ene na de andere uitdaging diende zich aan. Ik zat niet alleen met de risico’s van het werk maar ook van de plek. Vuisten op m’n gezicht van elke kant, zo voelde het vaak.

Je bedrijf bestaat bijna tien jaar. Wat voor weerstand kwam je tegen?
Stel je een stukje grasland voor in the middle of nowhere. Niemand had daar ooit een zuivelfabriek gebouwd. Je weet dat er geen rechter is die je kan helpen als het fout gaat. Iedereen kan je daar uitbuiten, de kunst is iemand te kiezen die de moeite waard is. Een aannemer kwam met een offerte die drie keer hoger was dan de eerlijke prijs. Ik heb alles uitgezocht en nagerekend met de hulp van een bouwkundig boek dat geschreven was voor de Engelsen, over wat het vergt om in Afghanistan een gebouw neer te zetten. Dingen als de prijs van een zak cement, het aantal benodigde bakstenen.

Met deze berekening ben ik teruggegaan naar de aannemer: dit zijn je kosten en ik kan je maximaal zoveel winst geven. Hij zag in mijn ogen dat ik het doorhad, vanaf dat moment was er onderling respect. Ik heb alle details in een contract vastgelegd. Uiteindelijk is hij alsnog weggelopen, maar toen was het werk gelukkig al voor 95% af.

‘Voedsel dreigt te duur te worden voor de gewone Afghaan. Sommige mensen willen zelfs hun kind verkopen omdat ze geen brood hebben’

Waar lig je van wakker?
Mijn grootste verantwoordelijkheid op dit moment is de zorg voor mijn vijfentwintig medewerkers. Het gaat op dit moment, sinds de machtsovername van de Taliban, dramatisch slecht. Veel mensen zijn weggegaan uit Afghanistan, bedrijven zijn gesloten, het bankensysteem bevroren. Wij draaien nog, omdat ik wil zorgen dat de mensen nog steeds brood op de plank krijgen. Maar door de enorme devaluatie van de Afghaanse valuta hebben we de prijzen van onze producten moeten verhogen. Salarissen blijven betalen was anders onmogelijk. Voedsel dreigt te duur te worden voor de gewone Afghaan. Sommige mensen willen zelfs hun kind verkopen omdat ze geen brood hebben. Dat is zo triest, na al die miljarden die geïnvesteerd zijn.

Hoe heeft het zover kunnen komen?
Afghanistan heeft de afgelopen twintig jaar geen eigen industrie kunnen bouwen. Dat stond nooit werkelijk op de agenda. Met de hulp die nu mondjesmaat naar Afghanistan gaat zie je het oude patroon: hulporganisaties kopen spullen in een ander land in en delen het in Afghanistan uit. Waarom betrek je de lokale ondernemers niet? Er zijn daar een hoop lokale ondernemers, slimme mensen. Zorg dat er iets van economische activiteit komt. Als alles uit het buitenland moet komen weet je sowieso dat als het geld stopt, de honger terugkeert.

‘Als je reist word je nederiger en empathischer.  Het helpt me om te begrijpen dat er miljoenen waarheden zijn waarvan ik er maar eentje zie’

Wat is je grote droom?
In het begin was het mijn droom banen te creëren, Afghaanse boeren een inkomen te kunnen geven, ervoor te zorgen dat er minder producten geïmporteerd hoeven te worden en voedselverspilling tegen te gaan. Nu ben ik bezig met ‘fortified foods’. Veertig procent van de Afghaanse kinderen kampt met ondervoeding. Ieder land heeft een ander vitamine-tekort profiel. In Afghanistan hebben we gekeken naar de vijf vitamines waar mensen het meest tekort aan hebben, omdat ze geen deel uitmaken van het dieet. Hiermee hebben we geëxperimenteerd tot we het juiste percentage hadden. We kunnen nu precies die vitamines die Afghanen tekort komen toevoegen aan onze yoghurt.

Heb je niet weleens gedacht: ‘de groeten, ik ga bij Friesland Campina werken?’
Elke dag. Dat kan ik niet ontkennen. Maar aan het einde van de dag denk je ‘ik heb het toch weer weten op te lossen.’ Financieel gewin is niet mijn grootste drijfveer. Sociaal ondernemerschap betekent dat je bedrijf niet alleen gericht is op geld verdienen, dat je iets organiseert wat goed is voor de wereld.

Wat doe je om stoom af te blazen?
Reizen en tijd doorbrengen met familie en vrienden. Als je reist word je nederiger en empathischer.  Het helpt me om te begrijpen dat er miljoenen waarheden zijn waarvan ik er maar eentje zie.

Ik reis graag naar steden en historische plekken en bel dol op de Griekse eilanden. In bijna ieder land waar ik heen reis ken ik iemand. Dat is het fijne aan mijn internationale netwerk, wat ik heb kunnen opbouwen dankzij onder andere World Economic Forum en Horizon Global Network. Het geeft me energie mensen op te zoeken met een andere wereldvisie, die vaak nog gekkere ideeën of problemen hebben dan ik.

Hoe ga je om met conflicten?
Sommige conflicten wil ik helemaal uitvechten, andere leg ik naast me neer. Dat advies heb ik van een Afghaans familielid gekregen die daar ook een zaak heeft opgezet. Je bent in een land waar veertig jaar lang oorlog is geweest. Iedereen daar heeft in de oorlog iemand verloren en veel geleden. De meeste hebben psychische klachten, al komen ze daar niet snel voor uit. Daarom kunnen conflicten heel snel escaleren. Het kan zijn dat die persoon zich in zijn eer aangetast voelt. Het kan ook zijn dat die persoon geestelijke problemen heeft. Als het om iets kleins en eenmaligs gaat laat ik het daarom even gaan.

Heb je hoop voor Afghanistan?
Het beeld dat nu heerst van Afghanistan is er een van ellende en conflict, een droog stuk woestijn. Wij weten dat het anders was en anders kan. Het is ooit een behoorlijk rijk deel van de wereld geweest. Er ligt een toekomst, maar het is de vraag of we die snel kunnen zien.

 

Fotografie: Pieter Bas Bouwman